Read with BonusRead with Bonus

Zesentwintig - „Verdomme.” Hij vloekte en drukte zijn lippen op de mijne.

Toen ik merkte dat hij niets zei, wierp ik een blik op zijn gezicht vanaf de plek waar ik naar de muur had gestaard. Hij keek naar me, bestudeerde me. Zijn ogen waren op mij gericht toen ik naar hem opkeek, en zijn stoïcijnse uitdrukking verzachtte.

"Camila," riep hij mijn naam, zijn stem zijdezacht...