




5
Jade stapte uit het smalle steegje, haar stappen snel en doelgericht terwijl ze naar de hoofdstraat liep. De stad leefde met het gezoem van verkeer en het geklets van mensen, maar ze merkte het nauwelijks op, haar gedachten gefocust op de taak die voor haar lag. Ze schoof haar tas op haar schouder recht, proberend op te gaan in de menigte.
Toen ze de hoek omging, kwamen twee mannen uit een zijstraat tevoorschijn, hun ogen met een verontrustende intensiteit op haar gericht. De ene was lang met een ruige baard, de andere korter met een pet diep over zijn ogen getrokken. Ze kwamen van beide kanten op haar af, als roofdieren die hun prooi insluiten.
"Hé daar, mevrouw," zei de lange man, zijn stem glad maar doordrenkt met iets onheilspellends. "Je ziet eruit alsof je wat hulp kunt gebruiken. Verdwaald, hè?"
Jade's hart sloeg sneller, maar ze hield haar gezicht neutraal. Zonder haar pas te vertragen, schudde ze haar hoofd. "Nee, dank je," antwoordde ze kortaf, haar tempo versnellend.
De kortere man kwam dichterbij, zijn toon dringender. "Kom op, we willen je alleen maar helpen. Het is niet veilig voor een mooi meisje zoals jij om alleen te lopen."
Jade negeerde hen, haar ogen schoten vooruit, zoekend naar een uitweg. De hoofdstraat was nog maar een paar blokken verder, druk met mensen en veiligheid. Ze dwong zichzelf kalm te blijven, haar ademhaling gelijkmatig ondanks de angst die aan haar knaagde.
De mannen wisselden blikken uit, hun vasthoudendheid verontrustend. "We gaan je niet bijten," lokte de lange man, terwijl hij in haar pad stapte.
Jade ontweek hem, haar bewegingen snel en doelbewust. "Ik zei nee," herhaalde ze, haar stem dit keer steviger.
Ze kon de hoofdstraat nu zien, de neonlichten en felle lichten een baken van hoop. Al haar vastberadenheid verzamelend, zette Jade er de pas in, haar ogen gefixeerd op de bestemming. De mannen, haar vastberadenheid aanvoelend, aarzelden even voordat ze de achtervolging opgaven, mompelend tegen elkaar terwijl ze weer in de schaduwen verdwenen.
Jade keek niet om. Ze bleef doorlopen, haar tempo onwrikbaar totdat ze veilig werd opgenomen door de menigte op de hoofdstraat. Pas toen liet ze zichzelf een zucht van verlichting slaken, haar hartslag geleidelijk terugkerend naar een normaal ritme. Ze had het gehaald.
Jade's opluchting was van korte duur. Terwijl ze opging in de mensenmassa op de hoofdstraat, kon ze het gevoel dat ze in de gaten werd gehouden niet van zich afschudden. Ze keek vaak over haar schouder, haar ogen speurend naar enig teken van de twee mannen. Ze waren vasthoudend geweest, en iets in hun ogen vertelde haar dat ze niet gemakkelijk zouden opgeven.
Haar hart zonk toen ze hen weer zag, zigzaggend door de menigte, hun ogen op haar gericht. Paniek stroomde door haar aderen. Ze versnelde haar pas, zigzaggend door de drukke straat, maar de mannen haalden haar in.
Ze begon te rennen.
Mensen staarden terwijl ze voorbij stormde, haar ademhaling kort en paniekerig. De mannen achtervolgden haar onophoudelijk, hun voetstappen weerklonken achter haar. Jade's gedachten raasden, op zoek naar een ontsnappingsroute, maar de straat was een doolhof van mensen en obstakels.
Plotseling verscheen er een derde man voor haar, alsof hij uit het niets kwam. Hij was langer dan de anderen, met een dreigende blik die een koude rilling over haar rug stuurde. Jade probeerde opzij te gaan, maar hij bewoog snel en blokkeerde haar pad.
Voordat ze kon reageren, voelde ze een arm om haar middel van achteren, die haar uit balans trok. Een doek werd over haar neus en mond gedrukt, en ze worstelde hevig, haar gedempte kreten verloren in het lawaai van de straat. De doek had een zoete, chemische geur die haar hoofd deed tollen.
Jade's zicht vervaagde terwijl ze probeerde de greep van de man die haar vasthield te ontwijken. Ze schopte en spartelde, maar haar kracht nam snel af. De wereld om haar heen leek te kantelen en te zwaaien, de gezichten van de omstanders vervaagden in een surrealistische waas.
Haar laatste bewuste gedachte was een wanhopige smeekbede om hulp, een stille kreet die ongehoord bleef terwijl de duisternis haar volledig opslokte. De mannen, hun missie volbracht, droegen haar snel en discreet de schaduwen in, verdwijnend in de nacht alsof ze er nooit waren geweest.
De drukke straat ging verder, onbewust van de verschrikking die zich net in hun midden had afgespeeld. Jade werd met een schok wakker, haar hoofd bonkte met een onophoudelijke, kloppende pijn. Haar oogleden voelden zwaar, en de wereld om haar heen kwam langzaam in focus, vormen en kleuren vervaagden in elkaar voordat ze herkenbare vormen aannamen.
Ze lag in een vreemd bed, de lakens ruw en onbekend tegen haar huid. De kamer was zwak verlicht door een enkele, flikkerende gloeilamp die aan het plafond hing, en spookachtige schaduwen wierp op de gebarsten, afbladderende muren. De lucht was vochtig en muf, met een onheilspellende geur die haar maag deed omkeren.
Jade probeerde overeind te komen, maar een golf van duizeligheid dwong haar weer neer te liggen. Haar gedachten raasden, terwijl ze gefragmenteerde herinneringen aan elkaar probeerde te rijgen. Het steegje, de mannen, de achtervolging, de doek—alles kwam terug in een desoriënterende waas. Paniek stroomde door haar heen toen ze besefte dat ze geen idee had waar ze was of hoeveel tijd er was verstreken.