Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk Driehonderdeenenvijftig

KODA

Diep genoeg duikend onder de woede van de donderende storm zodat ik de regen niet meer kan horen, duw ik met al mijn kracht. Ik sla met mijn benen en trek aan de zee, grijp en reik naar elke voet die ik kan winnen. Het bonzen van mijn borst begint te vervagen, zo sterk te vertragen dat ik ...