Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk tweeënveertig

Ik opende de deur naar mijn kamer, klaar om op mijn bed te springen en te stoppen met me zorgen te maken over Adaline die me zou verraden.

Maar toen ik de deur opende, werden mijn ogen groot, “Die trut.” Weergalmde het in mijn hoofd.

Henry zat in mijn kaptafelstoel, zijn lange gestalte achterover ...