Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk tweeëntwintig

Hij bracht haar de kamer binnen. Hij legde haar voorzichtig op het bed alsof hij haar zou breken. Ze wilde nu geen van de verhalen vertrouwen die ze hadden gecreëerd. Die man in de cel kon een slecht persoon zijn. Hij en zijn broers! Waren zij heiligen? Ze kon hen niet vertrouwen zonder enig bewijs ...