




Proloog
Het geluid van mijn moeder die schreeuwt, rukt me uit mijn slaap. In een waas zoek ik mijn kamer af en niets lijkt ongewoon, maar een andere schreeuw raakt me en ik sta op en ren naar de deur. Ik stap mijn kamer uit en ik zie rood. Bloed bedekt de vloer en muren alsof iemand gewond was en meegesleept werd.
Ik realiseer me dat alles stil is geworden, wat me doet beven van angst. Ik probeer te rennen, maar de vloer glijdt onder me weg en ik val, bedekt door de rode vloeistof die de gang bedekt. Ik probeer mijn tranen in te houden en op te staan, maar mijn benen trillen. Wanneer ik eindelijk mijn evenwicht terugvind, strompel ik door de gang en storm de kamer van mijn ouders binnen.
Boven het lichaam van mijn moeder staat een man met een zwart masker. Ik kijk naar beneden en zie dat ze niet beweegt en ik laat een geschokte kreet horen terwijl ik op mijn knieën val. Ik weet dat wanneer de man zich naar mij omdraait, ik de volgende ben, en dat vechten geen zin heeft. Ik huil en bid tot de maangodin dat ik bij mijn ouders in haar warme armen mag komen, maar dan niets.
Ik open mijn ogen en zie dat ik helemaal alleen ben, de man is weg. Ik laat een trillende zucht van opluchting ontsnappen totdat ik me herinner wat er recht voor me ligt. De geur van bloed doordringt de lucht.
Mijn ouders waren dood, en ik ben nu helemaal alleen.