Desdemona, de heks wiens kwaad alleen wordt geëvenaard door haar macht, dreigt de Roemeense en Servische roedels te vernietigen. De krachtige mannen die tegen haar zouden opstaan, waaronder de Alpha's, Vasile en Decebel, zitten vast in het Tussenrijk, waar ze levende nachtmerries en ondraaglijk lijden doorstaan, ver voorbij wat een mens aankan. Als ze niet snel kunnen ontsnappen, zullen ze gek worden en zullen hun wolven verwilderen, waardoor de menselijke controle voorgoed verloren gaat.

Peri, de altijd moedige hoge fee, leidt een groep vrouwelijke wolven door de ruige Karpaten, op zoek naar een manier om het zegel te verbreken dat Desdemona op de sluiers naar het feeënrijk heeft geplaatst. Als ze dat niet doet, zal de overwinning tegen Desdemona buiten bereik blijven.

Eindelijk heeft de hoge feeënraad ingezien dat ze te lang aan de zijlijn hebben gestaan. Ze hebben vertegenwoordigers naar de verste uithoeken van de wereld gestuurd om de Alpha's van de roedels te ontmoeten. De feeën moeten de Alpha's van elke roedel overtuigen om hun kleine territoriale ruzies en dominantiegevechten opzij te zetten en zich aan te sluiten bij de strijd tegen Desdemona, willen ze enige kans op overleving hebben. Maar zullen de wolven hun trots lang genoeg kunnen inslikken om zich te verenigen tegen de machtige heks?


Lot en Woede (Grijze Wolven Serie boek 6)

"Ik ga al, dus je kunt stoppen met dat gesmijt en gemompel. Bovendien hebben we bezoek, dus gedraag je niet als een totale eikel." Jen zat naast Jacque op het bed, terwijl Fane in een zeer Decebel-achtige houding tegen de muur leunde. Jen merkte dat er iets in Fane was veranderd, iets in hem was ver...

Proloog

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

Hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

Hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

Hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

Hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

Epiloog