Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk 2

Vijf jaar later, bij de Langley Groep.

Martin zat in de vergaderruimte, zijn wenkbrauwen gefronst en zijn ogen koud, een sfeer van onverschilligheid uitstralend.

"Hebben jullie hem nog steeds niet gevonden?" Zijn gezicht werd steeds grimmiger.

Iedereen brak direct uit in een koude zweet.

Plotseling riep een jonge man met een bril opgewonden uit: "Meneer Langley, we hebben hem gevonden! We hebben hem gevonden..."

Martin stond onmiddellijk op en liep erheen.

Op het computerscherm verschenen ineens een paar woorden.

"Je kunt me niet pakken, loser!"

Een golf van moordlust flitste onmiddellijk over Martins gezicht.

Hij vervloekte in zijn hart, 'Hoe durft hij! Hij heeft onze firewall doorbroken, in onze belangrijkste interne bestanden gehackt en me keer op keer voor de gek gehouden.

'Verdomme! Als ik hem te pakken krijg, zal ik hem zeker levend villen.'

Plotseling piepte de computer van Alan.

Hij stond opgewonden op en zei: "Meneer Langley, we hebben hem opgespoord. Hij is nu op Sunset Bay International Airport."

Martin vernauwde zijn ogen en gaf resoluut bevel: "Ga nu naar het vliegveld, houd zijn bewegingen nauwlettend in de gaten en houd me op de hoogte."

Daarmee reden hij, Alan en een paar lijfwachten naar het vliegveld.

Het leek erop dat Martin vastbesloten was om die hacker vandaag te pakken.

Ondertussen, in de VIP-lounge van Sunset Bay International Airport.

Twee mooie en sierlijke kinderen zaten zij aan zij op een stoel.

Charles Watson had een kleine laptop op zijn schoot. Met een ondeugende glimlach op zijn lippen drukte hij zachtjes op de enter-toets, waardoor hij nog een virus naar Martins computer stuurde.

Fannie Watson voelde een vleugje schuldgevoel terwijl ze toekeek.

"Charles, ik denk niet dat dit een goed idee is. Ik bedoel, hij is onze papa. We kunnen toch niet in zijn bedrijf hacken alleen om geld te verdienen?"

Charles' mooie gezichtje trok samen.

"Hij is niet onze papa. Hij is een schoft. Hij heeft mama en ons in de steek gelaten, weet je nog?"

"Maar..." Fannie aarzelde nog steeds.

Ze had gehoord dat Martin heel formidabel was, en ze was bang om door hem gepakt te worden.

Charles antwoordde: "Maar wat? Ik voel me toch niet schuldig. Ben je vergeten hoe hij onze mama behandelde? Ik neem gewoon terug wat ze verdient."

Toen Fannie dit hoorde, verdwenen al haar zorgen.

Ze zei: "Je hebt gelijk. Dit is zijn straf!"

Na het succesvol verzenden van het virus stopte Charles de laptop terug in zijn rugzak.

Op dat moment kwam Patricia uit de toiletten. "Je peettante is gearriveerd. Laten we snel vertrekken!"

Fannie op de koffer zettend, trok Patricia deze met haar linkerhand, hield Charles' hand met haar rechterhand vast en liep de lounge uit.

Net toen ze de deur bereikten, ontstond er opschudding voor hen.

Onmiddellijk daarna kwam Martin aangelopen, omringd door zijn entourage.

Hij droeg een formeel zwart pak gecombineerd met een grijs overhemd, wat hem een uitstraling van adel en mysterie gaf die hem behoorlijk opvallend maakte.

Patricia had niet verwacht Martin meteen na het uitstappen van het vliegtuig tegen te komen, en haar adem stokte in haar keel.

Herinneringen aan vroegere grieven flitsten door haar hoofd.

Hoewel er vijf jaar waren verstreken, voelde ze nog steeds haat wanneer ze dacht aan Martins wreedheid.

Fannie, die Martin zag, sloeg haar hand voor haar mond van angst. "Oh nee, Charles, die smeerlap is hier. Heeft hij ons gevonden?"

Charles glimlachte lichtjes, "Nou, de Langley Groep heeft veel topdeskundigen in dienst. In slechts een paar momenten hebben ze ons weten te traceren. Best knap, eigenlijk."

Fannie's hart bonkte wild. "Wat moeten we nu doen? Worden we gepakt?"

Charles keek op naar Patricia, die verstijfd naar Martin staarde. Kalm haalde hij drie petten en mondkapjes uit de koffer en trok zachtjes aan Patricia's kleren.

"Mama! Mama, zet nu de pet en het mondkapje op. Laat die smeerlap je niet herkennen," zei hij.

Tot zichzelf komend, zette Patricia haastig de pet en het mondkapje op. Vervolgens boog ze haar hoofd en probeerde zo kalm mogelijk langs Martin te lopen.

Toen ze elkaar passeerden, keek Martin, alsof door een soort telepathische verbinding, instinctief naar Patricia. Bij het zien van die vertrouwde gestalte was hij even verbluft. Toen hij haar wilde achterna gaan, zei Alan plotseling: "Baas, het signaal is weg."

Martin stopte. "Weer?"

Alan boog beschaamd zijn hoofd. "We konden hem twee minuten geleden nog volgen. Maar nu is het weg."

Martin vroeg koel met een boos gezicht, "Kun je zijn laatst bekende locatie achterhalen?"

Alan voelde zich nog meer beschaamd. "Sorry, dat kunnen we niet. Hij is erg voorzichtig."

Martin was woedend en balde zijn vuisten strak. Voelend hoe boos Martin was, ging Alan verder met zijn rapport, "Slechts twintig minuten geleden sloeg er weer een virus toe in het systeem van het bedrijf, wat ons bijna 30 miljoen aan verliezen heeft opgeleverd."

Bij zijn woorden werd iedereen plotseling stil van angst.

Plotseling ging Alans telefoon. Hij nam snel op, en zijn uitdrukking veranderde drastisch. "Baas, de verpleegster belde net en zei dat Randy vermist is."

Hij wist dat als er iets met Randy Langley zou gebeuren, hen Martins eindeloze woede te wachten stond!

"Wat?" Martin keek woedend terwijl hij schreeuwde. "Kun je niet eens op een kind passen? Wat kun je dan wel? Ga hem nu zoeken!"

"Ja!" Alan vertrok haastig met de lijfwachten.

Voordat hij vertrok, keek Martin diep in de richting waar Patricia heen was gegaan, zich afvragend, 'Die vrouw lijkt zo veel op Patricia. Is ze teruggekomen?'

Previous ChapterNext Chapter