Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk Honderdvijfenveertig

Hoe dieper we de kerkers in gingen, hoe zwaarder de lucht werd. De geur van vochtige steen vermengde zich met iets metaalachtigs—bloed. Elke stap die we zetten, stuurde een rilling door me heen, niet van de kou, maar van het besef dat Elijah ergens in deze duisternis aan het lijden was.

En we hadde...