Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk Honderdtwintig

Op het moment dat we uit de hut stapten, voelde iets niet goed.

De lucht was zwaar, geladen met een onzichtbare kracht die tegen mijn huid prikte. Een vreemde brom trilde in mijn botten, een diepe, ritmische puls die een rilling door me heen stuurde. Mijn wolf roerde zich in mij, oren plat, haren o...