Read with BonusRead with Bonus

Hoofdstuk 38

Ik ben weer acht jaar oud, staand op het dek van de jacht van mijn ouders, terwijl de zoute bries door mijn haar waait. De lucht ruikt naar de oceaan—fris, schoon, met een vleugje van iets wilds en ongetemd.

We zijn voor de kust van Nieuw-Zeeland, waar de zee een diepe, eindeloze blauwe kleur heeft...